3.1 De ontwikkeling van de kleuter
3.1.2 De taalontwikkeling
Opdracht
Wat is het verschil tussen peuterpraat en kleuterpraat?
Peuter: "Ikke eten!"
Kleuter: "Mama, ik wil graag eten want ik heb honger!"
Zinnen worden langer.
Peuter: "Filmpje kijken!"
Kleuter: "Als we thuis zijn, mogen we naar een filmpje kijken."
Zinnen worden complexer.
Peuter: "Ikke spelen."
Kleuter: "Ik ben aan het spelen."
Werkwoorden worden vervoegd.
Peuter: "Frietjes eten?"
Kleuter: "Gaan we straks frietjes eten?"
Correct gebruik van vraagzinnen.
Peuter: "Jef wenen."
Kleuter: "Jef heeft daarnet geweend."
Gebruik van werkwoorden in de passieve vorm.
Peuter: "Daar, grote auto!"
Kleuter: "Er rijdt daar een vrachtwagen!"
Groei van de woordenschat.
Peuter: "Ikke zwemmen."
Kleuter: "Ik ga morgen zwemmen."
Gebruik van abstracte woorden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten