zondag 27 november 2016

De motorische ontwikkeling van de kleuter

3.  De kleuter

3.1  De ontwikkeling van de kleuter

3.1.5  De motorische ontwikkeling


Opdracht


Welke motoriek wordt gestimuleerd door deze activiteit? De grove motoriek of de fijne motoriek?


1.  

2.  


3.  

4.  

5.  

6.  

7.  

8.  


Stimuleren van grove motoriek: 3, 5, 7 en 8
Stimuleren van fijne motoriek: 1, 2, 4 en 6








De sociale ontwikkeling van de kleuter

3.  De kleuter

3.1  De ontwikkeling van de kleuter

3.1.4  De sociale ontwikkeling





Sociaal gedrag peuters: peuters spelen vaak alleen.





Sociaal gedrag kleuters: kleuters spelen vaak samen.



Tijdens de kleuterperiode wordt de relatie met de leeftijdsgenootjes belangrijker. Dit gebeurt stap per stap. Hieronder vind je een voorbeeldje.


Cas en Marthe spelen elk apart. Cas speelt in het keukentje, Marthe maakt een puzzel.

Cas geeft een pannetje aan Marthe. Hij gaat terug naar het keukentje en speelt rustig verder. Marthe werkt verder aan haar puzzel.

Cas maakt een pannenkoek en gaat naar Marthe. Hij vraagt of ze eens wil proeven. Marthe proeft van de pannenkoek.

Marthe komt bij Cas in het keukentje. Ze maken samen pannenkoeken. Cas houdt de pan vast, Marthe strooit suiker op de pannenkoek.

Marthe en Cas vragen ook aan Bert of hij komt helpen pannenkoeken maken. Ze spelen rustig verder met 3.


Cas vond het heel fijn om met Marthe te spelen. Hij vraagt mama of ze nog eens mag terugkomen.

De emotionele ontwikkeling van de kleuter

3.  De kleuter

3.1  De ontwikkeling van de kleuter

3.1.3  De emotionele ontwikkeling


Opdracht


Welke emoties kent een kleuter?
















Jaloezie






Vriendschap






(Fantasie)angst






Teleurstelling
(Bijvoorbeeld: Marie kan dan toch niet gaan spelen bij een vriendinnetje.)






Trots






Woede








Wat is heel sterk aanwezig in het leven van een kleuter?



FANTASIE

De taalontwikkeling van de kleuter

3.  De kleuter

3.1  De ontwikkeling van de kleuter

3.1.2  De taalontwikkeling


Opdracht


Wat is het verschil tussen peuterpraat en kleuterpraat?



Peuter: "Ikke eten!"
Kleuter: "Mama, ik wil graag eten want ik heb honger!"

Zinnen worden langer.


Peuter: "Filmpje kijken!"
Kleuter: "Als we thuis zijn, mogen we naar een filmpje kijken."

Zinnen worden complexer.


Peuter: "Ikke spelen."
Kleuter: "Ik ben aan het spelen."

Werkwoorden worden vervoegd.


Peuter: "Frietjes eten?"
Kleuter: "Gaan we straks frietjes eten?"

Correct gebruik van vraagzinnen.


Peuter: "Jef wenen."
Kleuter: "Jef heeft daarnet geweend."

Gebruik van werkwoorden in de passieve vorm.


Peuter: "Daar, grote auto!"
Kleuter: "Er rijdt daar een vrachtwagen!"

Groei van de woordenschat.


Peuter: "Ikke zwemmen."
Kleuter: "Ik ga morgen zwemmen."

Gebruik van abstracte woorden.










zondag 20 november 2016

De verstandelijke ontwikkeling van de kleuter

3.  De kleuter

3.1  De ontwikkeling van de kleuter

3.1.1  De verstandelijke ontwikkeling


Opdracht


Welke denkfout maakt de kleuter?

















Mama vraagt aan haar kleuter: "Wie is je beste vriend?" De kleuter antwoordt: "Mijn knuffelkonijn!"

Animisme of animatisch denken:
De kleuter schrijft menselijke eigenschappen toe aan dingen en dieren.

















“De wolken hebben ruzie en daarom onweert het!”

Artificialisme:
Alle natuurverschijnselen zijn door en voor mensen gemaakt.


















“Ik had ruzie met mijn zus en daarom is ze ziek.”

Magisch denken:
Het kind denkt gebeurtenissen te kunnen beïnvloeden door eigen gedachten of handelingen.




















“Ik ben niet thuis, ik ben in mijn huis!”

Concreet denken:
Het denken van de kleuter richt zich enkel op datgene wat echt kan worden gezien en waarmee iets kan worden gedaan.










  









"Hoe huppelt zijn paardje het dek-sel op en neer."

Begripszwakte:
Kleuters hebben een gebrek aan kennis van begrippen zodat deze begrippen soms fout gebruikt worden.  

















Selma logeert bij oma. Via de telefoon toont ze mama de pijntjes aan haar knie.

Egocentrisch denken:
De kleuter kan alleen vanuit de eigen positie en situatie denken, hij kan zich niet verplaatsen in het standpunt van een andere persoon.







Conservatie:
Eigenschappen en kenmerken die hetzelfde blijven ondanks veranderingen.







 







"De tweede rij telt meer sinten!"

Misleiden door zintuiglijke waarnemingen:
Het meest opvallende kenmerk krijgt de grootste aandacht.  





Schoolrijpheid

2.3  Schoolrijpheid


Wanneer is een kleuter klaar om naar school te gaan?




Opdracht 1

We bekijken het filmpje "Naar de kleuterklas" van Kind en Gezin.

        - Op welke leeftijd zijn de meeste kinderen klaar voor school?
                     Op de leeftijd van 2,5 à 3 jaar.

        - Wat leren de kinderen op school?
                     - Ze leren omgaan met andere kleuters en volwassenen.
                     - Ze raken vertrouwd met taal.
                     - Ze leren knippen, plakken,...

        - Wat doen de meesters en juffen?
                     - Ze leren de kleuters om zichzelf, de anderen en de wereld te
                       leren ontdekken al spelend.
                     - Ze bieden ruimte om te fantaseren, genieten en                                              experimenteren.
                     - Ze zoeken naar de talenten van de kleuter en stimuleren hem
                       om creatief bezig te zijn.


        - Waarom is het belangrijk om naar school te gaan?
                     - De basis wordt gelegd tijdens de peuterjaren, maar kleuters
                       ontwikkelen en verfijnen verder wat ze geleerd hebben, hun
                       ontwikkeling stopt niet op 3 jaar.




Opdracht 2

Je kan je als kinderbegeleidster enkele vragen stellen om te achterhalen of een kind klaar is om naar school te gaan. De vragen horen bij de 3 criteria waaraan een schoolrijp kind moet voldoen:

1. Zelfstandigheid
          - Blijft het kind overdag droog?
          - Kan het kind zelfstandig eten en zijn jas aan- en uittrekken?
          - Kan het kind zelfstandig plassen?

2. Taalontwikkeling
          - Begrijpt het kind andere volwassenen als die iets aan mijn kind
            vertellen of vragen?

          - Is het kind voldoende taalvaardig om zich verstaanbaar uit te drukken?
          - Begrijpt het kind korte opdrachten?

3. Sociaal-emotionele rijpheid
           - Kan het kind al een aantal uren zonder zijn mama en papa?
           - Begrijpt het kind dat zijn mama of papa straks terugkomen?



Opdracht 3

De ouders van het volgende kind vragen aan jou als kinderbegeleidster of hun zoon rijp is om de overstap te zetten naar de kleuterschool. Wat zou jij de ouders adviseren: is de volgende peuter klaar om naar de 1kleuterklas te gaan? Baseer je daarbij op de criteria van Kind en Gezin.                   

Seppe is een peuter van 24 maanden die altijd met heel veel plezier naar de groep komt en de hele dag door lacht, speelt en meedoet met alle activiteitjes. Zijn grove en fijne motoriek zijn zeer goed, hij kan goed omgaan met de andere kinderen en begrijpt en volgt de regels van de kinderbegeleidsters. Eén week na de start met de zindelijkheidstraining was hij al zindelijk. Een probleem: Seppe praat bijna niet en als hij praat is het meestal niet verstaanbaar: zijn woordenschat is zeer beperkt, zijn articulatie is slecht en hij komt nog niet veel verder dan wat lossen woorden na elkaar te zeggen. Hij begrijpt wel alles wat de kinderbegeleidsters zeggen en vragen. De ouders hebben al geïnformeerd naar de kleuterklas waarin hij zou terecht komen: een klasje van 21 kleuters…


Zelfstandigheid: Seppe is zindelijk. Zijn grove en fijne motoriek zijn goed.
Taalontwikkeling: Seppe begrijpt wat anderen hem zeggen en vragen, maar hij praat zelf bijna niet.
Sociaal-emotionele rijpheid: Seppe komt met plezier naar de groep.

Advies kinderbegeleidster: 
Seppe heeft nog enkele maanden de tijd vooraleer hij naar school kan gaan. Hij is nu net 2 jaar. In tussentijd kan er in de crèche nog geoefend worden met taal.
Als het probleem blijft, dan kan de kinderbegeleidster de ouders adviseren om te praten met de leerkracht. De leerkracht kan bekijken of er mogelijkheden zijn om hem te ondersteunen op vlak van taal. Er kan ook geadviseerd worden om te beginnen met halve dagen school.