3. De kleuter
3.1 De ontwikkeling van de kleuter
3.1.1 De verstandelijke ontwikkeling
Opdracht
Welke denkfout maakt de kleuter?
Mama vraagt aan haar kleuter: "Wie is je beste vriend?" De kleuter antwoordt: "Mijn knuffelkonijn!"
Animisme of animatisch denken:
De kleuter
schrijft menselijke eigenschappen toe aan dingen en dieren.
“De wolken hebben ruzie en
daarom onweert het!”
Artificialisme:
Alle
natuurverschijnselen zijn door en voor mensen gemaakt.
“Ik had ruzie met mijn zus en daarom is ze ziek.”
Magisch denken:
Het kind
denkt gebeurtenissen te kunnen beïnvloeden door eigen gedachten of handelingen.
“Ik ben niet thuis, ik ben in
mijn huis!”
Concreet denken:
Het denken
van de kleuter richt zich enkel op datgene wat echt kan worden gezien en
waarmee iets kan worden gedaan.
"Hoe huppelt zijn paardje het dek-sel op en neer."
Begripszwakte:
Kleuters
hebben een gebrek aan kennis van begrippen zodat deze begrippen soms fout
gebruikt worden.
Selma logeert bij oma. Via de
telefoon toont ze mama de pijntjes aan haar knie.
Egocentrisch denken:
De kleuter
kan alleen vanuit de eigen positie en situatie denken, hij kan zich niet
verplaatsen in het standpunt van een andere persoon.
Conservatie:
Eigenschappen en kenmerken die hetzelfde blijven ondanks veranderingen.
"De tweede rij telt meer sinten!"
Misleiden door zintuiglijke waarnemingen:
Het meest
opvallende kenmerk krijgt de grootste aandacht.